Hoe wordt er gewerkt? De vormgeving van het onderwijs
Ons onderwijs is gericht op de totale persoonlijke ontplooiing van de kinderen, gericht op vorming, meegeven van ‘houvast’, gegrond op ‘de naaste liefhebben als zichzelf en God boven alles’ en minder eenzijdig gericht op de verstandelijke prestaties.
Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich competent voelen en dat er respect is voor elkaar en voor anderen.
De leerlingen leren omgaan met eigen verantwoordelijkheden t.a.v. het leerproces. Ze krijgen de kans om daarin te groeien, het is een proces. De kinderen kunnen nooit helemaal verantwoordelijk zijn t.a.v. hun eigen leerproces. De leerkracht moet ook zorgen voor een rijk aanbod en de juiste begeleiding. De evaluatie met het kind is van groot belang, het kind moet inzicht krijgen in het eigen werk en daarmee omgaan.
Het BAS concept
Omdat het belangrijk is om aan te sluiten bij de
individuele ontwikkeling van ieder kind, werken we in alle groepen met het
BAS-concept: bouwen aan een adaptieve school. Adaptief
onderwijs houdt in dat we uitgaan van de verschillen tussen kinderen. Het gaat erom dat ieder kind, ongeacht
zijn niveau, zich veilig voelt, kan leren en zich kan ontwikkelen op onze
school. Om dit te bereiken, is het nodig dat we tegemoet komen aan drie
basisbehoeften die elk kind heeft: de behoefte aan een goede relatie (1) met de
leerkracht en medeleerlingen, de behoefte om zich competent (2) te voelen en de
behoefte om zelfstandig (3) dingen te kunnen doen.
Concreet betekent dit dat we werken aan een
aantal aspecten. Dit worden ‘ontwikkelingslijnen’ en ‘cellen’ van BAS genoemd.
Het gaat om:
·
het bieden van
structuur,
·
de interactie met
kinderen (het contact over en weer),
·
het stimuleren van
een zelfstandige werkhouding,
·
het geven van goede
instructie en feedback,Omdat het ook vanaf groep 3 belangrijk blijft om aan te
sluiten bij de individuele ontwikkeling van ieder kind, werken we in alle
groepen met het BAS-concept: bouwen aan een adaptieve school.
Adaptief onderwijs houdt in dat we uitgaan van de v
·
coöperatief leren
(dat is leren in groepjes).
Onwikkelingsgericht onderwijs
Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) houdt onder meer in dat
we uitgaan van wat kinderen al kunnen (hun actuele ontwikkelingsniveau) en hen
in aanraking brengen met wat ze graag willen, maar nog nét niet zelf kunnen (de
zone van de naaste ontwikkeling). Door het voor te doen, instructie te geven en
vragen te stellen, nemen kinderen het op hun eigen manier over en leren ze de
activiteit uit te voeren.
OGO houdt ook in dat kinderen
activiteiten krijgen aangeboden die betekenisvol zijn. Door zinvolle
activiteiten te doen, raken kinderen betrokken en actief. De leerkrachten
zorgen daarom voor een uitdagende leeromgeving. De leerkrachten stimuleren ook het
eigen initiatief van kinderen. Want door het zelf te doen, ontwikkelen kinderen
zich.
Thematisch werken
In groep 1 en 2 werken we rondom thema’s. We maken daarbij gebruik van de ontwikkelingslijnen uit de
observatiemethode KIJK. Bij elk thema horen zes kernactiviteiten:
·
spelactiviteiten,
·
gespreksactiviteiten,
·
lees-/schrijfactiviteiten,
·
reken-/wiskundeactiviteiten,
·
constructieve activiteiten (bijvoorbeeld in de
bouwhoek),
·
onderzoeksactiviteiten/uitstapjes.
Ook in groep 3 en 4 wordt regelmatig thematisch gewerkt.
Daarbij maken we gebruik van de kerndoelen en leerlijnen uit de methodes. In
een thema komen verschillende vakken, op een betekenisvolle manier, aan bod in
allerlei activiteiten. Daardoor staat er in plaats van de vakken biologie,
verkeer, tekenen en handvaardigheid thematisch werken op het rooster. Bij de
keuze van een thema houden we rekening met de actualiteit en de interesses van
de kinderen.
Onderwijskunst
In groep 5 tot en met 8 werken we met het
concept ‘onderwijskunst’. Dit wordt ook wel ‘exemplarisch onderwijs’ genoemd. Onderwijskunst
is aanvullend op de methodes van de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs)
of vervangt soms onderdelen van die methodes.
Onderwijskunst is erop gericht dat kinderen gegrepen worden
door de leerstof. Met onderwijskunst maken de leerkrachten de stof
aantrekkelijker (de leeromgeving rijker), waardoor kinderen er helemaal in
worden meegenomen. Kinderen gaan zich betrokken voelen en willen echt op zoek
naar het antwoord op de leervraag. Ze leren met hoofd, hart en handen en ontwikkelen een serieuze leerhouding.
Dit bereiken leerkrachten door een aantal belangrijke
pedagogische en onderwijskundige principes toe te passen. Een aantal principes
van onderwijskunst:
·
De kennis van kinderen wordt groter door
nauwkeurig waar te nemen en na te denken. Daarvoor is het nodig dat kinderen
zich kunnen concentreren en er voldoende tijd is.
·
Door de juiste vragen te stellen verdiept de
leerkracht het inzicht van kinderen.
·
De onderwerpen die behandeld worden, dienen als
voorbeeld voor vergelijkbare onderwerpen.
·
Verhalen, beeldrijke taal en andere kunstvormen
zijn belangrijk in deze lessen.
Lessen die volgens deze principes worden gegeven, noemen we
‘exempels’. In een exempel staat altijd een
‘mensheidthema’ centraal. Het gaat dan om natuurverschijnselen of ontdekkingen
die het dagelijks leven van mensen ingrijpend hebben veranderd of die een
belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van cultuur en
wetenschap. Voorbeelden zijn de ontdekking van de boekdrukkunst, maar ook
natuurkundige fenomenen zoals licht en verbranding.